In België is het erfrecht van de langstlevende huwelijkspartner een complex gegeven. Het is namelijk afhankelijk van verschillende elementen zoals het gekozen huwelijksvermogensstelsel, de aan- of afwezigheid van afstammelingen, de relatie tot andere bloedverwanten, enzovoort. In dit artikel nemen we dit erfrecht grondig onder de loep, zodat u precies weet wat uw rechten zijn.
Wanneer een persoon overlijdt zonder regeling voor de verdeling van zijn of haar nalatenschap (bv. door middel van een testament of huwelijkscontract), is het wettelijk erfrecht van toepassing. Deze regels bepalen wie de erfgenamen zijn en welk deel van de erfenis zij krijgen. Het wettelijk erfrecht van de langstlevende echtgenoot verschilt naargelang de situatie van de overleden partner. Hieronder schetsen we drie mogelijke scenario’s:
Indien de overledene een huwelijkspartner en kinderen nalaat, erft de langstlevende echtgenoot het vruchtgebruik over de hele nalatenschap. De kinderen erven de blote eigendom van de nalatenschap, ieder voor een gelijk deel.
De samenstelling van de nalatenschap is afhankelijk van het huwelijksvermogensstelsel. Bij echtgenoten die gehuwd zijn onder een gemeenschapsstelsel omvat de nalatenschap de helft van het gemeenschappelijk vermogen, aangevuld met het eigen vermogen van de overleden partner. Bij echtgenoten die gehuwd zijn met scheiding van goederen bestaat de nalatenschap uit het eigen vermogen van de overledene en diens aandeel in eventuele onverdeelde goederen.
Indien de overledene geen kinderen nalaat, dan krijgt de weduwe of weduwnaar de volle eigendom van de hele huwgemeenschap en/of van de goederen die tussen de huwelijkspartners in onverdeeldheid zijn, net als het vruchtgebruik over de eigen goederen van de huwelijkspartner. De blote eigendom van die goederen gaat naar de familie van de overledene in een specifieke volgorde.
Indien de overleden geen afstammelingen of bloedverwanten nalaat, dan erft de langstlevende huwelijkspartner de gehele nalatenschap in volle eigendom.
Het vruchtgebruik is het recht om van iets te genieten. De blote eigenaar is de juridische eigenaar, maar moet het vruchtgebruik van de vruchtgebruiker ‘dulden’. Het erfrechtelijk vruchtgebruik is dus een levenslang genotsrecht voor de langstlevende huwelijkspartner. Hieronder belichten we enkele concrete voorbeelden:
Het recht van vruchtgebruik dooft in principe uit bij het overlijden van de langstlevende. Komt deze persoon te overlijden, dan groeit het vruchtgebruik aan bij de blote eigendom en worden de blote eigenaars volle eigenaars.
Tijdens het leven van de vruchtgebruiker kan het aanhouden van vermogen in een verhouding vruchtgebruik-blote eigendom leiden tot onpraktische situaties. Om die reden kunnen zowel de vruchtgebruiker als de blote eigenaar(s) de omzetting van het vruchtgebruik vragen. Als er geen overeenstemming is tussen de partijen, wordt het geschil voorgelegd aan een rechter.
In het geval van nieuw-samengestelde gezinnen kunnen de vruchtgebruiker en de blote eigenaar(s) de omzetting zelfs eisen. Dit betekent concreet dat de rechter de omzetting niet kan weigeren, zelfs niet bij betwisting.
Bij een omzetting wordt het vruchtgebruik als het ware ‘afgekocht’, wat op verschillende manieren kan gebeuren:
Bij een omzetting van vruchtgebruik moet de waarde van het vruchtgebruik berekend worden. Deze waarde hangt onder meer af van de leeftijd van de vruchtgebruiker: hoe hoger de leeftijd van de vruchtgebruiker, hoe minder het vruchtgebruik waard is. Komen de vruchtgebruiker en de blote eigenaar overeen? Dan kunnen zij de waarde in onderling akkoord bepalen. Komen zij echter niét overeen, dan zal een rechter tussenkomen en de wettelijk vastgestelde omzettingstabellen gebruiken om de waarde van het vruchtgebruik te bepalen.
Als de blote eigenaar een stiefkind is van de vruchtgebruiker, wordt bij de waardering van het vruchtgebruik uitgegaan van een fictief leeftijdsverschil van minstens 20 jaar. Deze regel werd ingevoerd om te vermijden dat een jonge stiefouder een te groot deel van de nalatenschap zou kunnen opeisen via het vruchtgebruik.
Een huwelijkspartner kan in principe niet volledig onterfd worden. Hij/zij heeft immers recht op een beschermd minimaal erfdeel (= de reserve). De wet kent de langstlevende huwelijkspartner twee soorten reserves toe: een concrete reserve (= het vruchtgebruik op de helft van alle goederen van de nalatenschap) en een abstracte reserve (= het vruchtgebruik op de gezinswoning en de huisraad).
De langstlevende partner kiest zelf welke reserve hij/zij opeist. Beide reserves zijn een minimum. Indien bijvoorbeeld de gekozen concrete reserve minder waard blijkt te zijn dan de abstracte reserve, mag de langstlevende het verschil aanvullen met vruchtgebruik op andere goederen uit de nalatenschap.
In uitzonderlijke omstandigheden kan je je huwelijkspartner volledig onterven. Zo kan je bij een feitelijke scheiding de langstlevende huwelijkspartner volledig (en dus ook de concrete en de abstracte reserve) onterven als er een aantal voorwaarden vervuld zijn. We lijsten de specifieke voorwaarden op:
Als er niet-gemeenschappelijke kinderen zijn, kan het erfrecht van de langstlevende huwelijkspartner ook worden beperkt via een zogenaamde ‘Valkeniersclausule’.
Als een van beide huwelijkspartners kinderen heeft uit een vorige relatie, kan je in je huwelijkscontract of in een akte van wijziging van huwelijkscontract een zogenaamde ‘Valkeniersclausule’ opnemen. De clausule wordt toegevoegd om de erfrechten van de kinderen uit een eerste relatie te waarborgen ten opzichte van de nieuwe huwelijkspartner.
Met deze clausule kunnen de huwelijkspartners namelijk in onderling akkoord de erfrechten in elkaars nalatenschap verminderen. Zo kunnen zij elkaars erfrecht volledig ontnemen met uitzondering van een recht van bewoning van de gezinswoning en gebruik van de inboedel gedurende 6 maanden na het overlijden. Dat is het minimum dat de langstlevende partner moet krijgen.
Het is zeker mogelijk om de langstlevende partner meer te laten erven dan het wettelijk erfrecht. Via het opstellen van testament of een andere uiterste wilsbeschikking kan je meer legateren aan je langstlevende partner dan het wettelijk erfrecht voorziet.
Ook is het mogelijk om via bepaalde clausules in je huwelijkscontract meer vermogen te gaan toebedelen aan je langstlevende huwelijkspartner na je overlijden. Heb je afstammelingen? Dan moet je wel rekening houden met hun reserve (= minimaal erfdeel). Voor het overige ben je echter volledige vrij om je huwelijkspartner meer te laten erven.
Het erfrecht van de langstlevende huwelijkspartner is een complex onderwerp. Het kent immers veel uitzonderingen en nuances. Daarom is het essentieel om goed geïnformeerd te zijn voordat u beslissingen neemt die uw nalatenschap beïnvloeden. Wilt u meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met onze collega's van Wealth Planning. Zij staan klaar om u te begeleiden bij uw vermogensplanning.
Opgelet: deze blog werd geschreven op 15 oktober 2025. De wet- en regelgeving kan ondertussen variëren met de inhoud van deze publicatie.